Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maakt u [dan] op, en gaat [49]henen; want [50]dit [land] zal de rust niet zijn; omdat het verontreinigd is, zal het [u] verderven, en dat [met] een [51]geweldige verderving. 49. In gevangenschap, het land uit. 50. Dit land, dat ik u tot een rust gegeven had, zal u niet langer kunnen verdragen, vanwege de gruwelen, waarmee gij hetzelve hebt verontreinigd, maar zal u uitspugen en [als wraak van u nemende] u gans en schrikkelijk verderven. Zie Deut.12:9, Ps.95:11; Hebr.4:5,6; idem Lev.18:25,27,28; Ezech.36:14,17, enz. 51. Of scherpe. Verg. 1 Kon.2:8.